Het leek een zondag zoals zovele zondagen… Niets deed Willy Worm vermoeden wat hem te wachten stond die dag. De grond was zacht en smakelijk, de kindjes waren bij den bompa, Walter Worm, en de zon scheen vrolijk op zijn hoofd (of was het nu zijn achterwerk? ’t Is niet altijd even duidelijk wat de voor- en achterkant is bij regenwormen…) Enfin, het leven lachte Willy toe. Hij had heel de dag voor zich alleen. Zou hij wat in de zetel relaxen? Misschien kon hij gaan vissen. Hmmm, nee, toch maar niet. Net als zijn collega-wormen was Willy niet zo dol op de edele sport der visserij. Levensgevaarlijk vond hij het. Nee, hij zou het maar op een daguitstapje houden. De grote manège van Kalmthout was vlak bij hem in de buurt, en het was één grote oase van rustige, overdekte zandgrond. De manège dus… Hij glibberde op weg, en al spoedig was hij ter plekke. Eindelijk eens rustig relaxen, zijn buikje lekker rond eten nadien lekker wat slapen.
Maar dat was buiten de waard gerekend. Ineens werd hij wakker van een hoop lawaai. Wat was dat weer in hemelsnaam? Kan een worm hier niet eens rustig bekomen van alle stress zonder steeds te worden lastiggevallen? Het leek van recht boven zijn hoofd te komen, maar hij kon niet zien wat het was (nogal logisch als je onder de grond zit). Het was niet dat typische gerommel van paarden, dat hij reeds eerder gehoord had. Plotsklaps herkende hij wat woorden… “ …arriors klaar? Berketrekkers klaar? Pak op touw!†Wat zijn in hemelsnaam Berketrekkers, vroeg onze glibberige vriend zich hardop af, maar er was geen levende wormenziel te bespeuren die hem een antwoord kon geven. En wat die zogenaamde ‘Berketrekkers’ in hemelsnaam met een touw gingen aanvangen, bleef een nog groter mysterie. “Touw strekken†Een donkerbruin voorgevoel bekroop onze Willy ineens. Het klonk ook allemaal zo onheilspellend. “Trekken†Nu werd hij echt bang. Hij stond op het punt om zich snel uit de (niet bestaande) voeten te maken, toen de luidkeels gebrulde “Nu!!!†door de manège schalde! En de hel brak los.
Ineens kwam er een enorm grote stalen hak door de grond gevlamd! Op nog geen mierenneushaartje afstand scheerde de hak langs zijn linkeroor! Ons doodsbange wormige hoofdpersonage deed bijna in zijn broek van de schrik, maar een halve seconde later kwam er weer een hak langszij geraasd, deze keer iets meer naar achter. “Halve zotten!†wist Willy nog op het randje van een zenuwinzinking uit te roepen, waarop een vlijmscherpe stalen hak hem finaal doormidden sneed. Betekende dit het einde van deze sympathieke Lumbricus Terrestris? Natuurlijk niet, hebben jullie niet opgelet tijdens de les Biologie? Wormen zijn generatieve beesten, en dus kon Willy nog lustig voortkronkelen in zijn halve hoedanigheid. Hoewel hij het natuurlijk niet leuk vond, zo doormidden gesneden worden, dacht hij heimelijk aan het stoere litteken waar hij bij andere vrouwtjeswormen mee kon stoeffen. Hij glibberde zich een weg naar de oppervlakte en een beetje angstig keek hij rond zich heen.
Oh nee, het waren mensen… Als er iets is waar hij een hekel aan had, waren dat wel mensen. Kippen en mollen waren ook erg, maar mensen stonden toch op nummer 1 met een stip in zijn lijst met Dingen Die Wormen Helemaal Niet Tof Vinden. En dit waren blijkbaar ook geen gewone mensen, maar felgekleurde. Hij zag er met blauwe, paarse, zwarte, gele en weet-ik-veel-welke-kleuren-zo-nog-allemaal truien, en die breedgeschouderde sloeber die hem in twee had gestampt met zijn gevaarlijke bottinnen had een oranje-zwart truitje aan. Ze waren met z’n achten zag hij, en allemaal hadden ze hun handen stevig om een touw geklemd. ‘Joink?!’ dacht Willy (die nu eenmaal niet beroemd was geworden om zijn heldere interne monologen), wat doen die idioten nu? Aan de overkant van de manège stonden nog acht van die zotten aan dat touw te trekken. En in plaats van in dezelfde richting te trekken, wat het verplaatsen van het touw oneindig veel gemakkelijker zou kunnen maken, trokken ze elk in een tegengestelde richting. “Onnozel joeng!†riep hij, maar zijn wormenstem ging een beetje verloren tussen alle kreten en aanmoedigingen van de meute mensen die wat verder achter een afsluiting stonden.
Hij krabde eens door zijn weelderige haardos en stond in verwondering te kijken hoe de oranje-zwarte jongens en meisjes de tegenstander over een lijn op de grond trokken. Toen was het gedaan. De ‘Berketrekkers’, zoals ze door de mens achter de microfoon werden aangeduid, hadden blijkbaar hun ‘eerste trek gewonnen’, wat dat ook mocht betekenen. En tot zijn opperste verbazing wisselden beide ploegen van kant en begonnen ze ineens terug aan dat touw te trekken, met die gemene touwtrekboots met hun scherpe hakken op de hiel door de grond ploegend. Willy Worm snapte er niks meer van, het leek hem allemaal zo idioot, bijna net zo raar als het legendarische ‘voetballen’ waar hij al wel over had gehoord, maar dat hij nog nooit zelf had gezien. Zijn broer Wannes Worm had het ooit eens omschreven als ‘een op los geslagen mensenmeute die allemaal achter een pak lucht met een velletje rond liepen’. Was hij, simpele Willy, hier ook zojuist getuige geweest van zo’n gebeurtenis die mensen als sport klasseren? Hij besloot het maar niet thuis te vertellen, anders zou zijn vrouw weer denken dat hij in de kroeg had gezeten. Niemand zou hem geloven, en dus besloot hij wijselijk om stilletjes naar huis te kronkelen en onderweg proberen een smoesje te verzinnen om uit te leggen waarom hij ineens nog maar half zo lang was… Wat had hij toch een wormenleventje…
Wil je net als Willy ook eens kennismaken met echte touwtrekkers? Aarzel niet en kom eens kijken op een training van onze eigen Merksplasse Berketrekkers. Elke vrijdag om 20u staan we achter de sporthal, net voorbij de oefenterreinen van de voetbal. Je ziet onze touwtreklift wel staan eens je daar achteraan een beetje rondloopt.
Groetjes Ewald