Vrijdag 24 augustus om 5.45u `s ochtends was het verzamelen geblazen voor de Glenn. Van daaruit zouden we vertrekken naar het Zwitserse Escholzmatt voor het GENSB-toernooi. Met de nodige vertraging én met kleine oogjes vertrokken we uiteindelijk, twee bussen gevuld met meer dan tachtig touwtrekkers: België zend zijn zonen en dochters uit. Na elf à twaalf uur rijden, onderbroken door enkele graaggeziene sanitaire stops kwamen we aan in het gastvrij Zwitserland, met zijn hoge bergen, vriendelijke koeien, mooie mensen, en groene weien. En warm! Miljaar! Eerst even het wedstrijdterrein verkennen, een beetje voetballen of gaan liggen (dat laatste was populairder) en dan wat eten: rijst, wa groen-geel spul met kip (van de kleur was ik niet zeker), joekels van boterhammen en een niet te zuipen drankske. Verstand op nul en blijven eten.Toen kroop alleman terug in de bussen om het hotel te gaan bestormen. De Berketrekkers lagen helemaal bovenaan het krakende houten onding.
Normaal gezien moesten we de kamer delen met nog zes Janssens, maar na een heldhaftige strijd hadden we de kamer veroverd op Het Zwarte Gevaar (eigenlijk waren er wat veranderingen in verband met de meisjesslaapplaatsen zodat die brave jongens gewoon bij de rest van hun ploeg konden gaan liggen, maar ja, dat schrijft nu eenmaal niet zo lekker). Toen iedereen een bed had gevonden, gingen we onze stijve ledematen even losgooien met wat geloop en lichaamsbewegingen. Daarna douchen en te bed. De temperatuur in de kamer was ondertussen opgelopen tot 62 graden Celcius in de schaduw, waardoor slapen toch wel wat moeilijk was. Uiteindelijk waren de meesten toch ingedommeld, behalve Katrien, de Kurt en moi, uw dienaar Ewald. Kurt en ik hadden besloten keihard te zijn en niet te slapen, wat niet zo moeilijk was omdat Katrien ons heel de tijd wakker hield. In de buurt was er een Zwitsers trouwfeestje aan de hand waarbij er van tijd tot tijd twintig kilo explosieven werd aangestoken. En iedereen praatte in zijn slaap. De erotische uitroepen vlogen door de nacht. De arme Kris Wijnants had er zelfs "verdomme neffe gestoken" Uiteindelijk was Katrien ook vertrokken naar dromenland, zodat eindelijk iedereen sliep. Maar niet zo lang, want we moesten alweer op tijd wakker worden. Opfrissen en dan naar de tennishal tien kilometer verderop, waar het ontbijt was en waar het wedstrijdterrein zich bevond. Daarna relaxen en wachten op het startsein. Ondertussen werden de taken verdeeld: Kurt was de coach van de Berketrekkersploeg, die bestond uit Kris Bosch, de gebroeders Verheyen, Luc, Jonas, Katrien, Kris Wijnants, Wouter en Gwen. De vijf Vroeters kregen gezelschap van Bart, Jan Bos en mijzelve. Jan Lenaerts was coach van een mixploeg bestaande uit vijf Hollanders, ne Zwitser, een Belgische en ne Scandinaaf. Iedereen klaar? Let the game begin! Eerst paraderen en dan trekken tot de stukken eraf vliegen, ondertussen ervoor zorgen dat er genoeg werd gedronken, anders is het rap gedaan met trekken. Op het einde van de dag waren de meeste Belgen wel tevreden, Mertensmannen, Fam. Janssen en Berketrekkers waren een ronde verder geraakt dan vorig jaar en eindigden dus op een gelijke vijfde plaats. Galliërs en Vroeters konden meer dan tevreden zijn met hun respectievelijke 9 en 12 punten. Petje af voor alle Berketrekkers, die de verwachtingen hebben ingelost en zelfs beter hebben getrokken dan iedereen voor mogelijk hield, terwijl we er allemaal in geloofden. Om strijdend ten onder te gaan tegen de uiteindelijke winnaar van het toernooi, is zeker geen schande. Efkes `naar huis` voor te douchen en dan terug om te eten en dan naar de fuif. We hadden allemaal reden om te fuiven, dus hebben we er de beuk in gezet. Totdat we erachter kwamen dat den DJ alleen maar Duitstalige muziek wou draaien, met een enkele uitzondering. Toen de buschauffeur om haftwaalf vertrok, moest de knoop worden doorgehakt: in het hotel verder feesten of ter plekke blijven tot negen uur `s ochtends. De Mertensmannen en de Vroeters bleven daar, Berketrekkers, Fam. Janssen en Galliërs gingen terug naar het hotel. Wat er toen gebeurde, snap ik nog altijd niet: de meesten gingen na nen tijd gewoon slapen. Platte jong! Gelukkig bestaan er nog echte venten. Kurt, Bart en ik besloten weer om efkes keihard te zijn en gingen een bergwandeling maken. Sil en Jim Weyns gingen ook mee, zodat we er met z`n vijven op uit trokken. Naar boven was niet zo moeilijk, maar dien onnozelen berg afdalen was een stukske erger. Wonder boven wonder is er niemand op zijn of haar gat gevallen. Ondertussen hadden we nog altijd geen koebel te pakken gekregen, al had de Jim bijna een koe gelokt met zijn imitatie van een bronstig koebeest. Terug aan het hotel stonden we voor de volgende opgave: binnen geraken. Heel de handel was op slot, dus moesten we een alternatief zoeken. De Kurt en ik zijn na een dodensprong naar het raam van de Galliërs binnen geraakt. De Jim was slimmer, die wachtte gewoon tot iemand de deur opendeed. Na een inspectie van alle kamers kwamen we erachter dat alleen in de onderste kamer nog volk wakker was. Dat kwam omdat een meisje van de Galliërs (ze wenst anoniem te blijven, dus zullen we haar een fictieve voornaam geven, Angelina) iedereen wakker hield. Nadat het arme meiske haar sokken was kwijtgeraakt door den Hans (da `s ne gortigen tekkel, nie normaal) wou ze ook slapen, maar ze moest van ons gewoon hard zijn. Na een tijdje waren Kurt en ik de enigste wakkere mensen. Zo schitterend zullen we er toch niet uit hebben gezien, want den Evert trok nogal grote ogen toen hij ons boven zijn bed zag gaan. En dan had hij Christel nog niet gezien. Stoer als we zijn, zijn we om half zeven `s morgens weer een bergwandeling gaan maken, vergezeld van de Luc, Jan Bos, en Bart (ondertussen ook binnengeraakt), Johan Van der Veken achterna Eerst hadden we natuurlijk de rest van de kamer wakker gemaakt, wij nie slapen, niemand slapen. Toen we terug kwamen zijn we in de bus gekropen en naar ons ontbijt gereden. De Mertensmannen zagen blauw van de kou, maar aangezien die kerels altijd blauw zien, zal niemand dat gemerkt hebbben. Na een laatste blik op de bergen te hebben geworpen, reden we terug naar huis. Ondertussen was er nog ne vreemde meneer in de bus gekropen. Hij was helemaal verwilderd, de arme stakker had waarschijnlijk in geen dagen maar gegeten, geslapen of gedoucht. Uit puur medelijden hebben we die mens (ik geloof dat hij Jan heet) maar mee naar België genomen. Het was verdacht stil op de bus. En warm. Ik ben er zelfs van in slaap gevallen, stel je voor. We zijn allemaal veilig aangekomen en iets gegeten. De rest van de avond is één zwart gat in mijn geheugen.